Regenmeditatie

 

I'm singing in the rain.
I’m singing in the rain.

Tik, tik, tik…

Het regent tegen het raam. Wat zeg ik? Regenen? Het plenst en het giet!

Ik kijk naar buiten en zie met lede ogen toe hoe onze groene gazon in een mum van tijd verandert in het eerste stadium van een moeras. Als ik onze kippen eten ga geven, hoor ik het water zuigen onder mijn laarzen.

Het regent al dagen na elkaar. Of zijn het weken, met hier en daar een korte adempauze waarin de zon en de wolken wedstrijd ‘om het eerst’ of ‘om ter meest’ spelen? Een scorebord hou ik al lang niet meer bij. regen is de gedoodverfde winnaar.

Waar komt al die regen toch vandaan?

Toen ik als kind voor het eerst de mechaniek van de kringloop van het water hoorde uitleggen, was ik enorm gefascineerd. Ik heb altijd al veel fantasie gehad en ik verplaatste me in het leven van zo’n waterdruppel. Ergens in het begin van mijn middelbare schoolcarrière heb ik er een prachtig opstel over geschreven. Ik, als waterdruppel, die een geweldige reis ondernam maar dramatisch eindigde op de lippen van een jong meisje met liefdesverdriet. Of hoe ontzout zeewater weer zout werd. Ik herinner me nog dat mijn werkje een enthousiaste beoordeling kreeg.

Ik kijk naar buiten en sombere gedachten kruipen in mijn hoofd. Ze kleuren het buitenlicht nog een tint of twee grijzer. Flarden nieuwsberichten staan te trappelen op het podium in mijn grijze hersenpan:

Zo veel ellende en wanhoop in de wereld,

Zo veel hebzucht en ik-zucht,

Is dat de reden waarom de aarde haar tranen niet meer in bedwang houdt?

 

Ik kijk naar buiten en het regent pijpenstelen. In Engeland regent het katten en honden. Zouden die daar ook zo van die leuke bubbeltjes in de plassen maken? Of worden die alleen in België gecreëerd door pijpenstelen die al lang door niemand meer gebruikt worden?

Ik besluit om de belletjes in de plassen wat beter te bekijken. Als ik de voordeur dichttrek, voel ik me een stuk vrolijker. Misschien zitten mijn regenjas, mijn vrolijke rubberen laarzen en een paraplu in alle kleuren van de regenboog er wel voor een stuk tussen, want ik doe zowaar een huppelpasje. Iemand zei eens:

We moeten niet wachten tot de storm gedaan is,

We moeten leren dansen in de regen.

Ik sta voor een grote plas en watertattoos rimpelen heen en weer. Bomen en struiken spiegelen in vlekken en ik twijfel om opnieuw een kind te zijn. Niemand te zien? PLETS!  De herinnering aan het gevoel wat dit springen meebrengt, verzacht het zicht van de vlekken op mijn jas.

 

De stortregen is veranderd in motregen (wie heeft dat woord nu uitgevonden?). Ik doe de paraplu even dicht en voel de regen op mijn huid. Deze zachte regen is als een douche voor mijn geest en ziel. De badkamerproducenten hebben dit al vlug opgemerkt en de ‘regendouche’ is een van de toppers in de wellness.

 

Mijn regenwandeling blijkt een stroom van filosofische gedachten teweeg te brengen. Ja, het grijze weer kan inderdaad een sombere invloed op ons hebben, en licht heeft een helende kracht. Maar wie glimlacht er niet als je Fred Astaire ‘I’m singing in the rain’ ziet zingen en dansen?

Wie denkt dat zonneschijn puur geluk is,

heeft nooit gedanst in de regen.

Dat staat genoteerd op mijn bucketlist: dansen in de regen met de man waar ik van hou. Het is leuk als hij de paraplu vasthoudt, maar ik denk dat het nog leuker zal zijn als hij mijn hand vasthoudt en we samen dansen in de regen ( en dat moet echt niet lang duren).

 

Een mens heeft ook iets met een regenboog. Dat natuurverschijnsel raakt een gevoelige snaar. Een regenboog hoort precies in een andere wereld thuis, een wereld waar alleen maar goedheid en liefde is. Maar we weten allemaal dat je zonder regen geen regenboog kan hebben. Zon en regen, nauw verbonden met elkaar.

Zonder licht zou alles doodgaan.

Licht is leven.

Levend Licht.

                            Zonder regen zou alles verdorren.

                                     Water is leven.

                                     Levend Water.

 

De regen is gestopt. Een waterzonnetje komt tevoorschijn. Ik mag mijn pad niet verwarren met mijn bestemming. Het is niet omdat het nu stormt, dat ik niet op weg ben naar zonneschijn.

Als ik even later met een kopje thee in de zetel zak, zijn mijn lichaam en geest verkwikt. Ik hou van de regen, ik hou van de zon. Buiten heeft de zon weer verloren van de regen. Ik glimlach. Het is een perfecte dag om onder een dekentje een film te kijken.

Don’t you give up.

Don’t you quit.

You keep walking.

You keep trying.

There is help and happiness ahead.

It will be alright in the end.

Trust God

and believe in

good things to come.

Jeffrey R. Holland

                                            

                                    

     

 

 

Ruïnes van steen of van vlees en bloed …

 

IMG_7782

Hoe kom ik er bij om over een ruïne te schrijven?

Op Wikipedia lees ik: Een ruïne of bouwval bestaat uit de resten van een in verval geraakt of vernield gebouw. In het online woordenboek vind ik volgende synoniemen: een bouwval, puinhoop, overblijfsels, ondergang, verderf, verwoesting. Direct na deze zelfstandige naamwoorden volgt het werkwoord ‘ruïneren’ met als betekenis: verwoesten, ongelukkig maken, ten gronde richten.

Als men iets ruïneert, is een ruïne het resultaat.

Onder deze woordenlijst valt mijn oog op deze opmerking:

 

Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat de moderne mens kan genieten van een ruïne. Het is immers het restant van een gebouw waarmee iets heel erg is misgelopen …

 

Hoe kan een prachtig gebouw een ruïne worden? Hoe kan een robuust kasteel herleid worden tot een hoop stenen?

De oorlogsmachine produceert op een vlug tempo heel wat ruïnes. Bewijzen daarvan zijn niet alleen in de geschiedenisboeken te vinden,  elke avond biedt ons modern kijkbakje ook zulke beelden aan. Maar oorlog is niet de enige boosdoener die majestueuze gebouwen verwoest. Eens zo’n prachtig kasteel verlaten wordt, neemt de tand des tijds het heft in handen. Beetje bij beetje bijt de tijd een stukje weg, hier een steen, daar een raam en ginds een poort. En het duurt echt geen eeuwigheid voor vleermuizen, ratten en ander ongedierte een nieuw verblijf hebben gevonden.

 

Oude mensen, zieke mensen, eenzame mensen … bouwvallige lichamen en geesten, zij zijn ruïnes van vlees en bloed. De tijd richt ook bij de mens ravage aan. Ziektes en allerlei soorten pijn eisen ook hun tol op dit eens zo majestueuze bouwwerk.

 

Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat een mens kan genieten van een ruïne.

 

Maar dat doen we toch, niet? Je moet geen archeoloog zijn en universitaire studies gedaan hebben om zo’n bouwval fantastisch te vinden. Menig jong koppeltje voert er meer dan een romantisch gesprekje. Iedereen die de ruïne een beetje tijd geeft, voelt hoeveel die brokken steen en puin te vertellen hebben. Als je je uurwerk negeert, schiet de teletijdmachine in gang. De oude muren dragen zo veel geschiedenis in hun stenen muren. In gedachten zie je jonkvrouwen door het raam turen en ridders zich warmen aan de haard. Je ziet monniken in de tuin werken en begijntjes zieken verzorgen. Op de met mos begroeide trappen word je omringd door mysterieuze flarden liefde en verdriet, oorlog en pijn, feesten en gezang.

Als men tijd geeft aan een ruïne, dan ontwikkelt zich liefde en begrip voor wat eens was en nu nog is.

Zo veel enthousiasme en liefde voor een hoop stenen knipogen naar de nog grotere waarde om tijd te nemen voor die ruïnes van vlees en bloed. Ook zij hebben ons veel te vertellen. En als we dan onze drukke agenda negeren, dan schiet ook nu de teletijdmachine in gang. We zien liefdesverhalen waarbij geen enkele moderne soap kan concurreren. We worden omringd door mysterieuze flarden van plezier en kermisvertier, van verdriet en onbegrip, van een wereld nog niet zo lang geleden – maar toch zo ver weg.

Als we tijd geven aan een ruïne van vlees en bloed, dan ontwikkelt zich een liefde voor wat eens was en nu nog is.

 

Eigenlijk is het onbegrijpelijk dat een moderne mens kan genieten van een ruïne.

 

In deze ik-maatschappij is het verfrissend om te zien hoe vrijwilligers ruïnes opknappen en er zo voor zorgen dat het verleden doorgegeven wordt aan komende generaties.

Of het nu vrijwillig, of beroepshalve, of familiegebonden is, het opknappen van oude, zieke en eenzame ruïnes zorgt er voor dat komende generaties ook deze geschiedenissen niet zullen vergeten.

 

Van wie anders kan je levenslessen leren

dan van mensen

die al een leven lang

aan het leren zijn?

 

Om te genieten:

Vlakbij Dinant ligt het kleine dorpje Falaën, verscholen in de vallei van de Molignée. Met de railbike kan je tot Maredsous trappen en terug. Lekkere kaas, dat wel, maar de abdij is slechts beperkt toegankelijk. Geef mij dan maar een pittige wandeling naar de ruïnes van Montaigle. Ben je minder goed ter been, dan kan je met de auto bijna tot aan de ruïnes rijden (er is wel niet veel parkeerruimte).

Met veel plezier betaal ik vier euro inkom. De site wordt immers onderhouden door vrijwilligers. Geweldig dat nog zulke mensen bestaan!

Ik bezocht de ruïnes in december. Maar ondanks de kilte en de grijze lucht overviel me direct een romantisch gevoel. Wie zou hier allemaal rondgelopen hebben? Het bleken Romeinen, jonkvrouwen, ridders en soldaten te zijn. Het was dus eerst een Romeinse garnizoensplaats, dan een middeleeuwse vesting, daarna een grafelijke residentie en ten slotte een romantisch pelgrimsoord voor schilders en dichters begin 19de eeuw.  Je kan vrij rondlopen in de ruïne, wat heerlijk is, maar kleine kinderen geef je best een hand.

De burchtruïne is uiteraard een uitgelezen plek voor diverse legendes en spookverhalen. Ik moest niet te veel moeite doen om de kasteelvrouwe uit de  belegerde burcht te zien komen, een takkenbos op haar rug. Wat de aanvallers niet wisten, was dat de kasteelheer tussen de takken verstopt zat. en zo de vrijheid tegemoet ging.

Een modernere versie van Romeo en Julia is de oorzaak dat men op donkere nachten een schim tussen de resten van de burcht kan zien dwalen. Soms kan je haar wanhopige kreten horen, maar ik verkies het rationele beeld van een krijsende roofvogel.

 

Ben je de tijd te veel uit het oog verloren? Ben je te moe om direct naar huis te rijden? Ik verbleef in de bed en breakfast  ‘La Bergerie’  in Falaën. Er zijn drie slaapkamers die landelijk zijn ingericht en zeer ruim zijn. Vlaams-sprekende eigenaars die je ’s morgens vragen of je goed geslapen hebt en hoe je je eitje wil, is mooi meegenomen. Bij mooi weer kan je in de grote tuin genieten van een prachtig zicht op een van de mooiste dorpen van Wallonië (www.labergerie-falaen.be)

Geniet van de ruïnes!

 

 

Liefde is …

valentijnIk heb vandaag naar de handen van mijn man gekeken. Jaren geleden heb ik mijn handen in de zijne gelegd. Onze handen zijn veel ouder geworden. Ze zijn ruwer nu en hebben vlekjes gekregen. Rimpeltjes en aders vallen meer op. Maar wat hebben ze al die jaren niet gedaan!

Ze hebben gewerkt en geknutseld. Ze hebben gewichten gedragen: dozen, meubels en vier kinderen. Ze hebben gebeden. Ze hebben geapplaudisseerd en gefloten. Ze hebben gelachen en gespeeld. Ze hebben geknuffeld en gestreeld. Ze zijn ook wel eens boos geweest. Ze hebben pijn gevoeld en zijn soms dagen stil geweest. Maar bovenal hebben ze liefde gegeven.

 

Februari wordt wel eens de liefdesmaand genoemd en 14 februari is het Valentijnsdag, de dag van de liefde. Volgens de meeste bronnen leefde er in de derde eeuw na Christus een priester die Valentinus heette. Hij zorgde voor zieken, bejaarden en armen. Valentinus genas de blinde pleegdochter van de stadhouder van Rome. Die liet als dankbaarheid alle christelijke gevangenen vrij. Keizer Claudius II liet om die reden op 14 februari Valentinus onthoofden. Sommige bronnen zeggen echter dat hij onthoofd is omdat hij in het geheim jonge koppeltjes liet trouwen. De keizer had deze huwelijken verboden, omdat hij van mening was dat getrouwde mannen slechtere soldaten waren.

Maar er is ook een andere legende, die zou men wel eens de eerste blind date kunnen noemen. Voor de Romeinen was Lupercalia een belangrijk feest. Op 15 februari werden de namen van ongehuwde jonge vrouwen in een kom gegooid. De ongehuwde mannen mochten dan om beurt een naam trekken. Tijdens het feest werden dan de twee gekoppelde namen elkaars partner.

Deze twee legendes smolt men aan elkaar en 14 februari werd de feestdag van de liefde. In Engeland werd het de gewoonte om op die dag zijn geliefde te verrassen met een geschenk of een brief. De Engelse emigranten hebben Valentijnsdag geïntroduceerd in Amerika. De commerce heeft de traditie opgepikt en in veel Europese landen is men gevolgd. Vandaar al die rode en roze hartjes in onze winkels.

 

Hoe komt het toch dat zo iets universeels als liefde zo moeilijk te omschrijven is en zo moeilijk om te vinden is? Ik denk dat de wereld liefde te veel koppelt aan sterren, maneschijn, kaarslicht en lichamelijke aantrekkingskracht.

En ja, ik heb met mijn man al dikwijls naar de sterren gekeken, en nog niet zo lang geleden naar de maansverduistering. Een etentje met kaarslicht voelt veel romantischer dan een snelle hap in een of andere pizzahut. Maar liefde is zo veel meer dan dit en mekaar mooi vinden (hoewel ik het nog steeds fijn vind als mijn man me zegt hoe mooi ik ben).

Phil Bosmans heeft het prachtig geschreven:

 

Liefde is licht, zonder elkaar te verblinden.

Liefde is elkaar zeer nabij zijn, zonder elkaar te bezitten.

Liefde is warmte geven, zonder elkaar te verbranden.

Liefde is vuur zijn, zonder elkaar te verteren.

Liefde is ‘houden van’, zonder elkaar vast te houden. De mooiste lianen kunnen de sterkste boom wurgen door hem jarenlang stevig te omhelzen.

 

Liefde is een levend ding. Levende dingen hebben voedsel nodig, of ze kwijnen weg. Levende dingen kan men kwetsen en pijn doen. Levende dingen groeien of sterven. En dat is ook zo met liefde.

Liefde moet je uiten. Je moet met elkaar open communiceren. Over koetjes en kalfjes, over kinderen en het werk, over ditjes en datjes,, over wasjes en plasjes en over de banale dingen van je dag. Maar ook over diepere dingen en de zin van het leven. Net zoals lichamelijk één worden een feest is, is geestelijk één worden ook een feest. Samen bidden kan net zo mooi zijn als samen hand in hand over het strand wandelen.

 

Mijn huwelijk is niet volmaakt, volmaakte huwelijken bestaan niet. Er bestaan ook geen volmaakte mensen. Gordon B. Hinckley zei eens dat een succesvol huwelijk afhangt van hoe goed twee mensen kunnen vergeven, van de hoge graad van tolerantie die bereikt is.

Ik denk ook dat ’true love’, ware en volwassen liefde, er pas is nadat we elkaars gebreken ontdekt hebben en dan toch toegewijd aan elkaar blijven.

 

Liefde en trouw moeten gevoed worden. ze rijpen heel langzaam, in zon en in regen, in storm en in wind. Maar eens gerijpt maken ze van het samen-leven een fantastisch feest.

 

Ik heb vandaag naar onze handen gekeken. Ze zien er niet zo jong meer uit, ik ken ze dan ook al meer dan 40 jaar. Maar ze hebben ons gedragen en vleugels gegeven. In onze handen zie ik niet alleen lichamelijke aantrekkingskracht, maar ook geloof, vertrouwen, begrip en partnerschap. Ik zie toewijding, ouderschap, idealen, offers en onzelfzuchtigheid, geloof en liefde. Deze liefde vergaat niet. Zij leeft verder door ziekte en verdriet, door weelde en te korten, door overwinningen en ontgoochelingen, door tijd en eeuwigheid.

Sweet 50+

jo en ik 1974

De ‘Happy-Birthday-dag’ ligt weer in het verschiet. Het is een verjaardag, ja, maar is hij ook gelukkig? Soms schrik ik van het aantal kaarsjes die op de taart mogen staan. Ik denk niet dat ik ze in één ademtocht allemaal kan uitblazen. Gelukkig eten we al jaren taart zonder kaarsjes. Oef!

Een volgende ’tram’ loert al popelend om de hoek, maar nu mag ik me nog bij de 50-plussers rekenen. Vorige week las ik ergens:

‘Hoe ouder, hoe wijzer.

Maar er zitten nog meer leuke kanten

aan het ouder worden.’

Is dat zo?

Zo tussen mijn 16de en 18de levensjaar had ik het fantastische gevoel dat de hele wereld aan mijn voeten lag. Ik was gezond, had een leuke thuis en enkele goede vriendinnen. Ik vond het geweldig om chiroleidster te zijn. Ik ontdekte zo niet alleen een paar van mijn talenten, maar ontmoette tijdens een van de chirokampen een knappe jongen. Vlinders vlogen heen en weer en mijn jeugdliefde is nu al meer dan 30 jaar mijn grootste fan, mijn rots, mijn man.

Ik ging graag naar school. Ik hield (en hou nog steeds) heel veel van nieuwe dingen ontdekken en studeren was voor mij geen al te grote opgave. Op school behoorde ik tot de top van mijn klas en ik had een heleboel vrienden.

De wereld was mooi. Na mijn studies begon ik les te geven en putte veel voldoening uit het doorgeven van waarden, kennis en vaardigheden. Ik verdiepte me in de zin van het leven en groeide spiritueel. Ik trouwde, kreeg kinderen en aan huisje-boompje-beestje werd hard gewerkt. Maar stilaan slopen barstjes in mijn ideale levenswereld.

Volgens de Amerikaanse hoogleraar psychologie, Arthur Stone, zakt het geluksgevoel vanaf je 18de langzaam naar beneden en vanaf je 50ste levensjaar neemt dat geluksgevoel weer toe. Gemiddeld worden er in je leven tussen je 30ste en je 50ste de meeste eisen aan je gesteld.

Ik denk dat ik nooit echt het gevoel had dat mijn ‘geluksgevoel’ naar beneden kelderde. Maar als je jong bent, maak je je meer zorgen over futiliteiten. Je wil kost wat kost bij een of andere groep horen (van nerds tot veggies tot klasse-lady’s). De media pulkt uit van beeldschone jonge mensen en ouder worden, daar denk je in de verste verte niet aan. Als dan het eerste rimpeltje of vetrolletje verschijnt, is er lichte paniek:

‘Help! Ik ben er niet immuun voor! Ik word oud!’

Het klinkt misschien tegenstrijdig, maar je wordt pas gelukkig oud, als je je niet vastklampt aan de onsterfelijkheid. Iedereen heeft hier een einddatum en daar moet je niet depressief van worden, integendeel, het is een zekerheid die je hebt.Alles gaat voorbij en dat maakt je leven juist zo belangrijk en waardevol.

 

‘Uiteindelijk gaat het niet om de jaren die tellen in je leven,

maar het leven in jouw jaren.’ (Abraham Lincoln)

 

Als we 10 jaar zijn, willen we 12 jaar zijn. Als we 12 jaar zijn, kunnen we niet wachten tot we ‘sweet 16’ zijn. En daarna willen we zo vlug mogelijk volwassen zijn en op eigen benen staan. Als we dan tussen de pampers en slapeloze nachten leven, kijken we uit naar de tijd dat we mooie gesprekken kunnen voeren met deze hulpeloze wezentjes. De puberteit van deze schatjes zorgt er dan weer voor dat we ons afvragen of die gesprekken er überhaupt kunnen komen. We kijken raakhalzend uit naar dit en naar dat en we kijken uit naar ons pensioen om al onze dromen waar te maken.

Greg Olson beschreef hoe we allen vooruit willen en soms het proces voorbijgaan. We verlangen soms om te kunnen weglopen of een paar stappen over te slaan, zodat we vlug, zonder kleerscheuren, naar de volgende fase kunnen gaan.

 

Maar het is belangrijk om te beseffen dat in elke fase van onze reis er wel iets te leren valt.

Er is groei in elke stap

 

Dus, mijn lichaam piept en kraakt welliswaar wat meer dan toen ik 16 was, maar mijn hersens zijn nog super lenig. Leurs Wolpert, de Britse emeritus hoogleraar biologie van de College Universiteit in Londen, meent dat veel mensen alleen maar beter worden met ouder worden. ze kunnen volgens hem beter focussen en nemen gemakkelijker beslissingen door de eerdere ervaringen die ze hadden. In Amerika zijn nog talloze tachtigers actief bezig. Ik ken ook een heleboel kranige tachtigers. Ik vind het bijvoorbeeld geweldig om conferentietoespraken te lezen van mannen en vrouwen, waarvan de gemiddelde leeftijd boven de 80 ligt. (zie lds.org general conference).

Als ik daaraan denk, dan heb ik nog een heel leven voor me. Ik heb bewezen dat men nooit te oud is om te leren door op mijn vijftigste harp te leren spelen. Ik vind het een geweldige gezegde dat 65 de nieuwe 45 is. De fleur van het leven heeft zich verplaatst! Het leven met de meeste vrijheid, de meeste mogelijkheden, wanneer we het meeste weten en het meest kunnen doen, dat leven is nu voor de 50-plusser!

En natuurlijk zijn er obstakels onderweg en sommigen zullen heel verrassend zijn. Maar ik ben nu beter uitgerust om om te gaan met moeilijkheden dan toen ik veel jonger was. De herfst van het leven zou het rijkste seizoen moeten zijn, we halen dan de oogst binnen. Het leven voor mijn 50ste was een -start-to-run, een voorbereiding op het hoogtepunt van mijn leven dat nog komt.

 

Als ik dus mijn verjaardagstaart zal aansnijden, zal ik zeker het volgende meenemen:

‘ Neem je tijd,

dompel je onder in al je ervaringen,

zuig ze op,

en geniet er van terwijl je nog kan.