Ik lees het in tijdschriften, ik zie het in de boekenhandel en in de bib: het is jeugdboekenweek!
Ik herinner me nog het euforische gevoel dat ik als klein meisje had, toen ik kon lezen. Zuster Rita, nog een zwarte-kap-nonnetje, bracht me met veel ijver de woordjes ‘aap-noot-mies’ aan. Ik verbeeld me zelfs dat ik ergens in mijn verre geheugen het plaatje van ‘aap’ heb opgeslagen. Trouwens, ik ben er nog niet uit waarom men vroeger eerst het woordje ‘aap’ aanleerde, en nu het woordje ‘ik’. Over beide woordjes kan er heel wat gepalaverd worden, maar goed, ik heb geen trauma’s overgehouden aan dat eerste woordje.
Zodra de magische letters betekenis kregen, ging er een hele nieuwe wereld open. Ik denk dat in mijn genen het ‘boekenwurmgen’ zit. Ik kon uren verdwalen in sprookjes en in kabouterverhalen. Later kwamen daar Tiny, Pietje Puk, De Olijke Tweeling en nog een reeks andere verhalen bij. Heel af en toe kreeg ik een boek. Dat waren de mooiste cadeaus voor mij. Ik koesterde ze als schatten. Walt Disney zei eens:
Er zitten meer schatten in boeken
dan in alle piratenbuit op Schatteneiland.
Toen ik toevallig via een vriendinnetje de bibliotheek ontdekte, was ik dolgelukkig. Eindelijk kon ik gratis en voor niets miljoenen boeken verslinden! De geur die sommige oude boeken nu verspreiden, kunnen me terug katapulteren naar die kleine wijkbibliotheek. Ik denk dat ik alle kinderboeken die daar waren, gelezen heb. Ik weet nog dat elk boek een kleurtje had aan zijn kaft. Ik kon niet wachten om de boeken met zwarte stickers te lezen, die zagen er zo indrukwekkend uit.
Een jeugdboekenweek bestond toen niet. Kinderen die zich uren vermaakten met lezen, werden met argusogen bekeken, en zelfs in vele gevallen als lui bestempeld. Mijn moeder heeft me dikwijls geroepen, zonder dat er een reactie kwam. Dat was niet expres, ik was ‘leesdoof’. Ik ben er nog steeds niet van genezen. Je kunt het zo bekijken:
Ik lees: ik ben niet waar ik ben;
ik ben tegelijkertijd aanwezig en afwezig,
ik ben ‘hier’
en ik ben ‘elders’.
Voor het eigen leestijdperk, is er het voorlezen. Voorlezen is heel belangrijk voor de ontwikkeling van de taal, de luistervaardigheid en het concentratievermogen van het kind.
Voorlezen is een intiem moment voor
ouder en kind
voor grootouder en kleinkind.
Ik koester alleszins fijne herinneringen aan ‘het verhaaltje voor het slapengaan’ met mijn eigen kinderen. En ook met mijn kleinkinderen heb ik al reuzenpret beleefd met mijn ‘voorleesstemmetjes’.
Voorlezen moet niet stoppen als de kinderen zelf kunnen lezen. Oudere kinderen blijven het vaak heerlijk vinden om voorgelezen te worden. Op het laatste kwartiertje van een schooldag keken zelfs mijn zesdeklassers verwachtingsvol uit naar een voorleesmoment.
Samen een boek lezen, geeft een gevoel van geborgenheid. En het opent ook een deur om te praten over verschillende onderwerpen en emoties.
Lezen is goed voor ons. Je groeit er van. Je leert jezelf beter kennen, je gaat je inleven en je gaat meeleven. Je komt in oude en nieuwe werelden, in oude en nieuwe tijden. Je gaat op reis vanuit je luie zetel. Je wordt bevriend met machtige leiders, helden en legendes. Je kruipt in de hersenen van grote en kleine mensen. Daarom is je boekenkeuze zo belangrijk.
put woorden van wijsheid
uit de beste boeken… (Leer en Verbonden 88:118)
Lezen heeft ook praktische gevolgen. Als je veel leest, groeit je taalkennis, en ook je kansen in de maatschappij. Een vroegere geschiedenisleraar zei me eens: ‘Wie niet kan lezen, is een vogel voor de kat.’ In onze moderne tijd is analfabetisme nog steeds niet uitgeroeid. Er vliegen nog teveel vogels rond, die een gemakkelijke prooi zijn voor niet zo vriendelijke katten.
Ik kan het niet beter zeggen dan Kristien Hemmerechts:
Door te lezen weet je:
er is niet alleen hier, maar er is ook elders.
Er is niet alleen dit land, maar er zijn er nog vele andere.
Er is meer dan de kamer waarin je nu leest,
meer dan deze vier muren,
meer dan dit gezin,
meer dan dit uitzicht,
meer dan dit dorp.
Er is meer dan wat je met je ogen ziet.
Je kunt ook kijken met het oog van je verbeelding.
Met je geest.
Met je hart.
Met je intuïtie.
Je kunt kijken met de woorden van het boek.
Dat geldt volgens mij niet alleen voor romans en novellen, maar ook voor wetenschappelijke essays en religieuze geschriften zoals Het Boek Van Mormon, de Bijbel, de Koran en andere schriftuur.
Ik hoor wel eens zeggen: ‘Ach, wat brengt het op dat ik lees? Ik vergeet toch alles! Schopenhauer geeft daar ludiek antwoord op:
Te verwachten dat een mens alles onthoudt wat hij heeft gelezen,
is hetzelfde als
verwachten dat hij alles in zijn lichaam meevoert dat hij ooit heeft gegeten.
Lezen is genieten van het moment dat letters een beeld vormen. Het is fijn om een goed boek te lezen. Maar er is altijd dat gevoel van verlies als het uit is, alsof men afscheid neemt van een goede vriend.
De Paasvakantie is een ideale tijd om je kind of kleinkind, je neefje of je buurmeisje te stimuleren een goed boek te lezen. Voor mijn part mag dat gerust ook digitaal, maar let er dan wel op dat je kind niet diagonaal gaat lezen. Met een boek opgekruld liggen of zitten en het papier voelen, dat geeft nog steeds een magisch gevoel.
We moeten niet leren wat goede boeken zijn,
We moeten een liefde voor lezen leren.
Hieronder staan enkele van mijn favoriete kinderboeken (en je mag ze ook nog altijd lezen als je volwassen bent, want ergens in ons schuilt nog altijd dat kleine meisje of jongetje van toen).
- DE FEEN VAN NIKS van Liva Willems
Voor eerste lezers een heel actueel verhaal over oorlog en vrede, over begrijpen en aanvaarden.
De Feen
duikt op in het bos
en dat zorgt voor paniek
bij alle dieren.
Want
een dier dat er zo raar uitziet …
nee, dat hoort niet in dit bos …
Dus moet dat beest eruit
desnoods met geweld.
2. DE GVR van Roald Dahl
Ik ben nog steeds gek op de ‘nonsenswoorden’ waar het boek mee vol staat. Zou de Grote Vriendelijke Reus in het avondnieuws ophef maken of een glimlach ontlokken?
Op de EU-top
werd weer eens een babbelementje
gehouden door mensbaksels.
De vele webbelkouzen
waren een pietsiepeteuterig
toen een smerige smeerkikker
zich de walgbare snoskommer toe-eigende.
En zo werd een serieus snitzelig onderwerp
opgeslokkerd in één happelflap.
Wie zwalgde? Wie klotste erop?
Misschien moeten we nu allemaal levenslang
die akkiebakkie snoskommers schranzen!
3. DE BRIEF VOOR DE KONING van Tonke Dragt
Elke zondag na de chiroactiviteit, las de onderpastoor een stuk voor uit dit prachtige jeugdboek. Als 10-jarig meisje luisterde ik met rode oortjes. Ik werd meegevoerd naar de tijd van jonkvrouwen,schildknapen, dappere ridders en boosaardige ruiters, van moeilijke opdrachten en van moed en opoffering. Het boek is een blijver, want in 2004 was het de winnaar van de Griffel der Griffels.
4. DE KLEINE ODESSA van Pieter Van Olmen
De pedagogische adviseur van onze school raadde de leerkrachten aan om dit boek te lezen en te gebruiken om de kinderen warm te maken voor het lezen. Zou het niet geweldig zijn als er een stad bestond waar iedereen van boeken houdt? Zo’n stad bestaat! Odessa is twaalf als zij Scribopolis ontdekt. Ik werd alvast meegesleept door dit spannende verhaal met een hele stoet aan schrijvers, boekfiguren en mythologische wezens, vol eenhoorns en draken, samenzwering en verraad, humor en fantasie.
5. FLUO van Linda Vergauwen
Op deze lijst staat natuurlijk ook mijn eerste geesteskind: Fluo. Jelle speelt het liefst het drakenspel op de computer. Op een dag springt een figuurtje uit het spel: een fluorescerend draakje. Jelle en Fluo beleven grappige avonturen. Kinderen herkennen zichzelf in dit verhaal. En er is goed nieuws voor alle Fluoliefhebbers! Het vervolgverhaal komt nog voor de zomervakantie uit. Prettig leesvoer verzekerd!
Leven, leren, lezen:
is het een toeval
dat die woorden
zo sterk op elkaar lijken?